Afbeelding

Voorwerpen uit de oorlog

Algemeen

 In januari vroegen we de lezers van de krant of ze thuis misschien een voorwerp uit de Tweede Wereldoorlog bewaarden. Dat leverde veel bijzondere reacties op. Vaak gaat het om kleine voorwerpen met een persoonlijk verhaal. Van een eenvoudige asbak tot een compleet dossier. En dan zat er ook nog een vuurwapen tussen, waarvan we de eigenaar anoniem houden. 

De verhalen worden tot en met 7 mei 2020 afgedrukt in De Schakel en De Combinatie. In dit verhaal zijn alle bijdragen gebundeld. 

Herinnering aan vader

Naam: Willem Warbout (73)

Voorwerp: asbak

"Mijn vader heette ook Willem Warbout. In mei 1940 ging hij met de Zwarte Zee weg, dat was toen de sterkste zeesleper ter wereld. Ze sleepten de nog niet afgebouwde kruiser Isaaac Sweers naar Engeland.

De Zwarte Zee werd in de loop van de oorlog getorpedeerd en was daardoor een tijd uit dienst. De bemanning werd overgeplaatst op de Dexterous, een Engelse reddingssleepboot. Mijn vader was daar tweede machinist en boordschutter. Met de Dexterous hebben ze tijdens de invasie in Normandië caissons naar het strand van Arromanches gesleept. Tegenwoordig zijn de nummers bekend van de caissons die de Dexterous daar heeft versleept. Toen we een paar jaar geleden in Arromanches op vakantie waren, zag ik er één liggen. Toen vond ik 72 jaar later nog een stukje van mijn vader terug.

In de machinekamer heeft mijn vader van een granaathuls een asbak gemaakt. Er zit een benzine aansteker in, waar een lont in moest. Manneke pis staat er bovenop. Die heeft hij ook zelf gemaakt. Kijk maar, je ziet de krassen er nog in zitten. Machinisten waren erg handig! Ik heb een foto van mijn vader. Op de achtergrond zie je de asbak in zijn hut staan.

In 1945 is mijn vader weer thuis gekomen. Ik werd in 1946 geboren, maar heb hem niet gekend. Hij werkte voor een bergingsbedrijf en in 1947 is hij verongelukt. Ze moesten bij Den Helder de rommel uit het water halen die de Duitsers daar hadden achtergelaten. Hij moet ergens aan zijn blijven haken en is meegesleurd door de stroming. Zes maanden later is zijn lichaam op Texel gevonden."

Paspoort van vader

Naam: Alfred Kool (63)

Voorwerp: paspoort

"Mijn vader, Koos Kool, moest in de oorlog in Duitsland werken. Hij woonde  in 1940 in Rotterdam. Ze zijn gevlucht voor het bombardement, maar hun huis in Kralingen is blijven staan. Het stond net buiten de brandgrens.
Mijn opa was binnenhuisarchitect. Hij kreeg een baan bij De Schelde in Vlissingen. Daardoor zijn ze naar Vlissingen verhuisd, daar is dit paspoort ook uitgegeven.  Het is uitgegeven op 26 februari 1943, omdat hij naar Duitsland moest. Hij is meteen vertrokken, want er staat een stempel – met hakenkruis-  in van de Deutsche Grenzpolizei Kaldenkirchen, 6 maart 1943. Een Aufenthaltserlaubnis (verblijfsvergunning) voor Karlsruhe is gestempeld op 12 maart 1943.  In Duitse bedrijven was een groot tekort aan personeel. Die mannen waren allemaal naar het front. Mijn vader werd met zijn HBS-B tewerkgesteld op de administratie van een vliegtuigfabriek.
Op 14 februari 1945 is de verblijfsvergunning nog verlengd tot 15 januari 1947. Zover zou het gelukkig niet komen.

Er staat vervolgens een stempel in van Der Polizeidirektor Karlsruhe, zonder hakenkruis. Toen hadden de Amerikanen het al voor het zeggen. Mijn vader trad in dienst van het Amerikaanse leger als vertaler bij het verhoren van Duitse officieren. Dat werk beviel hem wel en hij kwam pas in maart 1946 terug in Nederland. En dan vooral omdat mijn opa via het Rode Kruis het verzoek had gedaan of hij niet eens naar huis zou willen komen. Aan die Amerikaanse periode hield hij nog een Green Card voor het leven over."

Dossier Gerardus Vleugels

Hans Vleugels (63)

Voorwerp: brief uit Dachau

Hans Vleugels bezit een fascinerende verzameling brieven en documenten over zijn grootvader Gerardus Vleugels en zijn vader Johannes Vleugels.

De Rotterdamse ijzervlechter Gerardus Vleugels was lid van de Communistische Partij toen de Duitsers in 1940 ons land binnenvielen. Hij werd op 7 oktober 1941 gearresteerd. Vermoedelijk voor verzetswerk, maar helemaal duidelijk is dat niet. "Anti-Duitse propaganda en illegaal werk voor de CPN, dat is de opgave die de familie heeft gedaan voor de opname van hem op de erelijst van de Tweede Kamer", vertelt Hans Vleugels. De naam van zijn grootvader is inderdaad opgenomen in het grote boek met de Erelijst van Gevallenen dat in de hal van de Tweede Kamer ligt.

Hans Vleugels informeerde bij het Rode Kruis naar gegevens over zijn grootvader. "De International Tracing Service van het Rode Kruis zit in Bad Arolsen, in Duitsland. Daar hebben ze gegevens over de gevangenen van alle concentratiekampen", vertelt Vleugels. Het Rode Kruis stelde niet teleur. Na een aantal weken ontving Hans Vleugels een stapel kopieën van documenten die betrekking hebben op zijn grootvader. Daaronder transportlijsten en inschrijvingskaarten gemaakt door de administratie van de verschillende concentratiekampen waar Gerardus Vleugels heeft gezeten.

We weten nu dat Gerardus Vleugels na zijn arrestatie achtereenvolgens was opgesloten in de kampen Vught, Amersfoort, Dachau, Auschwitz, Gross Rosen en Mauthausen. In Bad Arolsen vond men een document waarop staat dat Vleugels op 26 februari 1945 om 3.10 uur in Mauthausen is overleden. "Bizar hoe goed dat is bijgehouden. In februari 1945 stonden de Russen al voor de poort", constateert Hans Vleugels. Hij vermoedt dat zijn opa het zo lang in de kampen volhield, omdat daar werkte in de bakkerij.

Naast de documenten van het Rode Kruis bezit Hans Vleugels ook brieven die Gerardus Vleugels naar huis stuurde. Daarin wordt steeds weer gevraagd of er brood gestuurd kan worden. De brieven uit Vught zijn in het Nederlands. De brieven uit Dachau moesten in het Duits worden geschreven.

Heel bijzonder is een brief die Gerardus Vleugels in oktober 1944 stuurde aan zijn zoon, Johannes Vleugels (de vader van Hans). Johannes was door de Arbeitseinsatz aan het werk gezet in Hamburg. Johannes maakte daar het grote bombardement op de stad mee. "Hij heeft in de vuurstorm gezeten", weet Hans Vleugels. Gerardus wist blijkbaar waar zijn zoon bereikbaar was, want hij stuurde hem vanuit Dachau een brief. Daarin vroeg hij om erwten en 'Schwarz Bröt'. Het verhaal gaat in de familie dat Johannes in Hamburg een bakkerij heeft beroofd om aan brood voor zijn vader te komen.

De brief uit Dachau is uiterst broos, maar nog goed leesbaar. Voor de foto bij dit verhaal poseert Hans Vleugels met een scan van de brief. Het origineel wordt zuinig bewaard bij de andere documenten uit de oorlog.

Groet uit Sudetenland

Iné Roos (54)

Voorwerp: ansichtkaart

Iné Roos heeft een kleine verzameling spullen geërfd van haar vorig jaar overleden vader Wim van der Does, geboren in 1928. Daaronder bonkaarten en een aantal nummers van de krant De Vliegende Hollander.

"Mijn vader had een zolder vol met spullen. Hij bewaarde van alles. Hij had graag dit jaar meegemaakt met de herdenkingen van de Bevrijding." Wim van der Does woonde tijdens de oorlog in Den Haag. Hij wist nog veel van die tijd, vertelt zijn dochter trots. "Hij ging naar Zeeland op de fiets om eten te halen. Daar hadden ze familie. En hij vertelde dat ze houten blokjes uit de trambaan haalden, om thuis op de stoken."

Eén voorwerp valt direct op in de nalatenschap van Wim van der Does: een kleurige ansichtkaart uit 1938. Op de voorkant een afbeelding van Sudetenland, het gedeelte van Tsjechoslowakije waar veel Duitsers woonden. In 1938 moesten de Tsjechen dit gebied afstaan aan Nazi-Duitsland. Centraal op de kaart een foto met daarop Adolf Hitler en de Sudetenduitse leider Konrad Henlein. Onderop de kaart de tekst 'Wir danken unserm Führer'.
De kaart is gedrukt in München en afgestempeld in Berchtesgaden. Hij is nooit beschreven, dus door iemand als souvenir aangeschaft. Waarschijnlijk komt de kaart uit de verzameling van een tante. Na haar overlijden ging een collectie Oostenrijkse postzegels en ansichtkaarten naar Wim van der Does. Tegenwoordig bevindt de verzameling zich bij Iné Roos op zolder. "Wat mij betreft kan het later een keertje naar een museum. Dan kunnen er meer mensen naar kijken."

Post uit kamp Vught

Marianne de Graaf (58)

Voorwerp: brieven

"Ik ben al jaren bezig met de stamboom van mijn oma. Dan stuit je ineens op Emmy van Dillewijn, iemand waarvan alleen bekend was dat ze is overleden in een concentratiekamp. Bij de Oorlogsgravenstichting stond ze ook geregistreerd.
In 2008 heb ik een oproep gedaan op de website van de Oorlogsgravenstichting, of er mensen informatie over haar hadden. Pas vorig jaar kwam daarop een reactie. Iemand had van zijn tante, die secretaresse was van Emmy van Dillewijn, brieven gekregen en die altijd bewaard.

Ze was inspecteur bij de Jeugdzorg in Amersfoort en had een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ze heeft Joden in haar huis verstopt, maar is verraden. Via het politiebureau in Rotterdam kwam ze in kamp Vught. Van daar is ze naar concentratiekamp Ravensbrück vervoerd. Ze had reuma en werd in Vught bij het werken ontzien. In Ravensbrück zijn op haar medische experimenten gedaan. Daarbij is ze omstreeks 4 maart 1945 omgekomen. Ze is 45 jaar oud geworden.

Bij de vijftien brieven die ik heb gekregen zit er één van vlak voordat ze werd opgepakt. De andere brieven zijn verstuurd uit Vught. Vanuit Vught vroeg ze bijvoorbeeld om een pakket te sturen met zaken als rauwkost, boter, olie en ontbijtkoek. Ze schreef ook dat er twee Belgische dames in het kamp zaten die nooit een pakket ontvingen. Of hen ook iets gestuurd kon worden. Zit je zelf zo in de ellende, denk je toch altijd weer aan een ander.

Na de oorlog heeft haar vader in de krant een oproep gedaan. Hij vroeg of mensen hem iets konden vertellen over zijn dochter. Ook die brieven zitten erbij.

Het is een grote schat die ik in de schoot geworpen heb gekregen. Ik werd er best wel emotioneel van. Ik heb de brieven ingescand en dacht toen: wat moet ik er mee? Ze zijn zo teer en kostbaar. In overleg met degene van wie ik ze gekregen heb, heb ik de brieven aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, het NIOD, geschonken. Als een postuum eerbetoon. Het NIOD is er blij mee en zorgt dat ze behouden blijven."

Wapen van het verzet

Anoniem

Voorwerp: revolver

"Ik heb hier nog een pistooltje. Het is van mijn schoonvader geweest", zegt mevrouw door de telefoon.
Bij haar thuis komt het wapen op tafel. Het blijkt te gaan om een revolver van Amerikaans fabricaat. Gemaakt door H&R, wat staat voor Harrington & Richardson. Op internet is te vinden dat het type wapen is geproduceerd tussen 1905 en 1941. Het werd vaak gebruikt door Amerikaanse militairen die een staffunctie hadden. Voor zelfverdediging effectief tot 10 meter.
Het wapen van mevrouw lijkt in uitstekende conditie. De trommel draait soepel. Ze bezit geen kogels.
Hoe komt zo'n vuurwapen in een keurig huishouden terecht? "Mijn schoonvader was de hele oorlog politieman", vertelt mevrouw. "Hij heeft met collega's zijn best gedaan om de Duitsers zo min mogelijk van dienst te zijn. Als ze iemand moesten ophalen, was die 'niet thuis'. Die houding kan je een tijd volhouden, maar nooit lang. Een collega is opgepakt. Mijn schoonvader is toen ondergedoken."
Het pistool moet door zijn activiteiten voor het verzet in het bezit van de politieman gekomen zijn. "Hoe zou hij er anders aan gekomen moeten zijn? Ik weet er verder weinig van, want er werd eigenlijk nooit veel over gepraat." Na het overlijden van schoonvader zijn spullen uit de oorlog bij mevrouw in huis gekomen. Sommige voorwerpen bevinden zich inmiddels in een museum. Het pistool ligt nog in de kast.

"Mijn kleinzoon van 15 vindt het wel een mooi ding. Maar stel je voor dat hij ermee de straat op gaat… Na het voorval met de zoon van burgemeester Halsema weet ik dat zoiets niet verstandig is. Ik wil er nu wel vanaf."

(Mevrouw heeft inmiddels afstand gedaan van het wapen.)

Kaartje van Rode Kruis

Trijnie de Bes (76)

Voorwerp: legitimatiebewijs

Trijnie de Bes was anderhalf toen Nederland werd bevrijd. Net als haar vijf jaar oudere zus had ze een legitimatiebewijs, uitgegeven voor het Rode Kruis in haar woonplaats Mijnsheerenland.

"Het is voor als we moeten vluchten, zei mijn moeder altijd", herinnert ze zich. Na de oorlog werd het kaartje nog gebruikt. "Mijn moeder vond dat ik het met een schoolreisje om moest. Maar dat wilde ik niet."

Haar vader had goed contact met het Rode Kruis. Hij was in Mijnsheerenland één van de oprichters van de EHBO-vereniging. Wellicht dat zijn dochters daarom een legitimatiebewijs kregen. Trijnie de Bes herinnert zich dat niet alle kinderen zo'n kaartje hadden.

"Het lag bij mijn moeder altijd in de la, bij het bestek. Zoiets gooi je dan niet weg." Trijnie de Bes bewaart het legitimatiebewijs in een fotoalbum.

Gesp uit de Ardennen

Naam: Adrie Kroos (84)

Voorwerp: gesp

"Ik heb altijd interesse in de oorlog gehad. Ik ben van 1935, dus ik heb veel ervan bewust meegemaakt. Voor ons kinderen was het vooral spannend als er geschoten werd. We beseften het gevaar niet. We liepen gewoon mee met de Duitsers en later met de Canadezen.

Ik zoek al zeker 20 tot 25 jaar met de metaaldetector. Dit is mijn tweede al. Ik doe er niet elke dag iets mee, maar wel in de vakantie. Ik zoek vooraf op kaarten uit waar gevochten is. Als een legeronderdeel zich dan overgeeft, gooien ze alles weg in het bos.

De spullen die ik gevonden heb komen vooral uit de Belgische Ardennen, de Elzas en het Westen van Duitsland. Hier in de vitrine ligt een handvol lege hulzen. En volle. Kijk, dit is een knoop van een Amerikaans legeruniform. Deze waterfles zit vol kogelgaten. Gebruikt als doel bij het oefenen? Misschien. Of de eigenaar is geraakt door een mitrailleur.

Het zoeken met de metaaldetector is niet moeilijk. Hij geeft alles aan, ook aluminium. Als je zoekt op het strand, dan is het allemaal rotzooi wat je vindt. Allemaal blikjes en lipjes.

Deze gesp van een Duitse koppelriem heb ik gevonden in de Ardennen. De plek weet ik niet meer. Waarschijnlijk is de man gesneuveld. De riem die erbij hoort is verteerd."

(Op de gesp staat het wapen van het Deutsche Arbeitsfront, de vakbond van de Nazi's. Deze organisatie regelde ook arbeidskrachten voor grote bouwprojecten en organiseerde vakantie reizen. Wat iemand met een koppelriem van deze organisatie in de Ardennen deed, is niet duidelijk. In 1944 werd aan het Ardennenoffensief deelgenomen door slecht uitgeruste Duitse Volksgrenadiers. Zou dit deel zijn geweest van hun geïmproviseerde uitrusting? -red-)

Motortje uit vliegtuig

Arie Dubbeldam (88)

Voorwerp: elektromotor

"Dit motortje is een onderdeel van het vliegtuig dat op 5 april 1945 in Barendrecht achter boerderij Bijdorp gevallen is. Wij woonden zelf aan de Voordijk, naast de Christelijke Gereformeerde kerk. We woonden boven de timmermanswerkplaats van mijn vader. Mijn broer Jaap en ik waren de grote knutselaars bij ons thuis.

We zagen dat het vliegtuig niet zo hoog vloog, in de buurt van de Barendrechtse Brug. Er kwam rook onderuit. Het draaide in een cirkel. Boven de Middeldijk sprong er iemand uit. Die is doodgevallen. Verderop bij de Carnisseweg is ook iemand neergekomen. Het vliegtuig draaide verder, over waar nu de A29 is. Hij scheerde de bovenkant van een notenboom af en nam met een vleugel een klein stukje van een schuur mee. Ik hoor mijn moeder nog gillen 'Hij komt hierheen! Hij komt hierheen!'. Maar zover kwam hij niet.

Met mijn broer ben ik naar het vliegtuig gedraafd. Maar er waren al Duitsers bij en die schoten. Een paar dagen later zijn we terug gegaan. We hebben vanalles uit het vliegtuig gehaald. Zoals een aluminiumplaat, daar hebben we later een bootje van gemaakt. We vonden motortjes voor 24 Volt gelijkstroom. Die zaten in een vierkante kast van gegoten aluminium met een gyroring. Dat was waarschijnlijk om het toestel waterpas te houden.
Lichtkogels haalden we uit elkaar. Dan had je losse zakjes met blauw poeder. Een soort kerstverlichting. Van het kruit uit kogels maakten we een vanaf de dijk een strook naar de slootkant. Dat staken we in brand.

Aan deze elektromotor zat een pompje vast. Als je er stoom op zet draait hij als een tierelier. Het was een onderdeel van het hydraulisch systeem van het vliegtuig. Het is het enige van het vliegtuig wat ik nog heb. Ik heb het altijd zuinig bewaard."

Kurkentrekker van de Duitsers

Bertie Barendregt – Dorst (67)

Voorwerp: kurkentrekker

"Mijn opa had samen met mijn vader en oom al voor de oorlog een transportbedrijf, E.Dorst & zonen. Hun vrachtwagens werden tijdens de oorlog omgebouwd met een gasgenerator onder de laadbak, omdat er geen benzine meer voorradig was. Men stookte onder het chassis een vuurtje met kolen en/of hout, om zo het gas op te wekken", vertelt Bertie Barendregt – Dorst.

"Zij hebben eind 1944, begin 1945 zo verschillende transporten naar het noorden van het land gedaan om daar kinderen vanuit Rotterdam onder te brengen, die daar konden aansterken.

Op de terugweg reden zij langs verschillende adressen in het hoge noorden van Groningen, waar o.a. aardappelen geladen werden, hetgeen in Drenthe afgedekt werd met een dikke laag turf. Alle keren is dit transport goed aangekomen in Rhoon, maar de spanning kon ik iedere keer weer van mijn vader 's gezicht aflezen, wanneer hij deze verhalen aan ons vertelde."

 "Kort na de bevrijding kregen zij opdracht, om Het Wapen van Rhoon leeg te ruimen. De aldaar ingekwartierde Duitsers hadden er een grote rommel achtergelaten. Bij het opruimen vonden ze deze kurkentrekker. En zo kwam deze bij ons thuis terecht."

De kurkentrekker is inklapbaar. Wellicht handig voor een soldaat om mee te nemen als de Wehrmacht weer eens veldtocht ondernam. Volgens Bertie Barendregt – Dorst werd thuis altijd gezegd dat de kurkentrekker van Duits fabricaat was. Er staat geen merk op. Het is in ieder geval een degelijk exemplaar dat nog goed in- en uitklapt.

"Hij is bij ons eigenlijk nooit gebruikt. Hij lag in de keukenla en we vonden het maar een eng ding", herinnert Bertie Barendregt – Dorst zich. Tegenwoordig ligt de kurkentrekker bij haar in de keuken. Hij wordt nooit gebruikt, maar door zijn bijzondere herkomst wordt de 'Duitse' kurkentrekker zuinig bewaard.

Persoonsbewijs van opa en oma

Chef Blancke (79) en Jeanne Blancke – Looij (79)

Voorwerp: persoonsbewijzen

Chef Blancke en Jeanne Blancke – Looij hebben de oorlog als klein kind meegemaakt. De vader van Chef Blancke had een winkel in Amsterdam-West. Sommige dingen uit die tijd hebben diepe indruk op hem gemaakt. 'Bijvoorbeeld dat ze je vader ophalen. Winkeliers beschuldigden elkaar van het sjoemelen met bonnen. Wie vertrouw je dan nog?" Ook het ophalen van Duitsgezinde vrouwen na de Bevrijding maakte toen grote indruk. Jeanne Blancke – Looij zag dat gebeuren in Hellevoetsluis.
Zij herinnert zich ook dat ze aan het eind van de oorlog op kartonnen schoentjes liep.

In de familie van Jeanne Blancke – Looij bleven na de oorlog de persoonsbewijzen van haar grootouders bewaard. Neeltje Stroobant en Cornelis Jacob de Raat haalden in 1941 hun persoonsbewijs af op het gemeentehuis van Nieuwenhoorn. Cornelis was zuivelarbeider, is op zijn persoonsbewijs te lezen.

Het document is zorgvuldig gemaakt met pasfoto, stempel en vingerafdrukken. Het persoonsbewijs  was een door een Nederlandse ambtenaar ontwikkelde identiteitskaart die (vrijwel) niet vervalst kon worden.  "Mijn moeder heeft ze bewaard in een ijzeren doosje. Later zijn ze hier in een doos gegaan", aldus Jeanne Blancke – Looij.

Herinnering aan NSB-buurman

Cor Bredius (87)

Voorwerp: toespraak van Adolf Hitler

"Wij woonden tijdens de oorlog op de Reijerwaardseweg, die heette toen nog Peterseliedijk", vertelt Cor Bredius. Naast het gezin van aannemer Bredius woonde een NSB-gezin. De buurman was bouwkundig tekenaar. "Het waren goede buren. Ze hadden jongens van dezelfde leeftijd als ik. Maar ja, ze hadden op geen stukken na het zelfde wereldbeeld", herinnert Bredius zich.

Vader Bredius ('een echte antirevolutionair') en de buurman hadden weleens discussies over het verloop van de oorlog. Wellicht dat de buurman daarom dit boekje met een toespraak van Adolf Hitler aan vader Bredius gegeven heeft. Het is een toespraak die Hitler in december 1940 gehouden heeft voor de arbeiders van een Berlijnse wapenfabriek.

De buren hadden meerdere zoons. "De oudste heeft bij mijn vader gewerkt totdat hij 18 was. Toen nam hij dienst bij de SS en ging naar Rusland. De vader liep het laatste jaar van de oorlog in een Duits uniform."

Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, waren veel mensen ervan overtuigd dat de Bevrijders in aantocht waren.  Vreugde bij de 'goede' Nederlanders, paniek bij de aanhangers van de Duitsers. "Ook wij stonden buiten. Bij de buren ging de deur open en  de buurvrouw en haar jongste zoons en haar dochter kwamen naar buiten. Met dekens om de nek en koffers in de hand. Ze gingen naar Barendrecht. Het vreemde is dat niemand iets zei. Het was een stille aftocht."
's Avonds is de buurman nog even terug geweest. Hij vertrok met tranen in de ogen, herinnert Cor Bredius zich.

"Na de oorlog zijn de buurjongens eens op de fiets bij ons geweest. We hebben met ze staan te praten. Eén van hen zei: 'Nou,  pech gehad, dat Duitsland verloren heeft'. Ze waren niet bekeerd, echt niet."

Cor Bredius heeft zijn vroegere buurman nog één keer gesproken. Hij is na de oorlog tot drie jaar cel veroordeeld. In plaats daarvan kon hij als bouwkundige in Nieuw-Guinea aan het werk. De oudste zoon is aan het Oostfront gewond geraakt en liep daarna mank. Hij is naar Zuid-Afrika geëmigreerd.

Na het overlijden van zijn vader vond Cor Bredius het boekje met de toespraak van Hitler terug. Hij heeft het zuinig bewaard.

Armband van de B.S.

Dinie Brandenburg (71)

Voorwerp: armband

"Mijn vader Henk Brandenburg heeft aan het eind van de oorlog ondergedoken gezeten, samen met mijn opa. Ze zaten in Kapelle.

Toen de Duitsers weg waren moest de orde worden bewaard. Mijn vader was ordonnans bij de Binnenlandse Strijdkrachten, de B.S., in Rotterdam. Hij bracht documenten van A naar B. Dat deed hij op een DKW-motorfietsje. Het DKW'tje heeft tijdens de oorlog gedemonteerd in een kolenkist gelegen bij familie in Charlois. Met allerlei rommel erop."

"Mijn vader droeg een gewone blauwe overal, dat was het uniform van de B.S.. Op zijn armband staat 'S.G. Oranje en een leeuw. S.G. staat voor 'Strijdend Gedeelte'. Er staat ook het wapen van de Binnenlandse Strijdkrachten op."

"De armband is niet lang gebruikt. Mijn ouders hebben hem in een tasje gedaan en altijd in hun nachtkastje bewaard. Toen mijn moeder naar het verzorgingshuis ging, moest het huis leeg. Toen kwamen we het tegen in het nachtkastje. We wisten gelijk: 'dit bewaren we gewoon'."

De lepel van Jaap

Els de Winter (77)

Voorwerp: geboortelepel

Een geboortelepel met daarop de initialen 'J.H.F.' herinnert aan Jacob Hans Frank. Hij werd Jaap genoemd en werd op 3 september 1927 in Nijmegen geboren. Hij had een iets jonger zusje, Hanna. De lepel is nu in het bezit van Els de Winter. Haar opa was een broer van de moeder van Jaap.

Els de Winter kent de geschiedenis van het gezin Frank. Geen familie trouwens van Anne Frank. In de eerste jaren van de oorlog is geprobeerd om Hanna onder te laten duiken. Daar waren papieren voor gemaakt. Ze klampte zich echter vast aan haar moeder.
Vader werd met zijn twee kinderen op 18 november 1942 in hun woonplaats Nijmegen opgepakt en naar kamp Westerbork gestuurd. "Moeder lag in het ziekenhuis in Amsterdam. Jaap was met zijn vader in een mannenbarak ondergebracht. Zusje Hannie lag in een vrouwenbarak bij een bekende in de buurt. Ze schreef een briefje naar haar moeder in het ziekenhuis. Moeder meldde zich later in Westerbork, omdat ze haar gezin niet alleen wilde laten."

"Ze schreven brieven naar mijn opa, die meer kans maakte thuis in Rotterdam te blijven omdat hij met een niet-joodse vrouw was getrouwd." De brieven zijn tegenwoordig in het bezit van Els de Winter. De geboortelepel moet voor die noodlottige 18 november 1942 aan haar opa zijn gegeven. "Ik zal hem niet wegdoen, ook al ziet de lepel er niet goed uit", verzekert Els de Winter.

Het gezin Frank is op 5 april 1944 met één van de laatste transporten weggevoerd uit Westerbork. Ze werden naar Theresienstadt gestuurd. Op 4 oktober 1944 werden ze doorgestuurd naar Auschwitz, waar ze op 6 oktober direct zijn vergast. Jaap was toen 17, zijn zusje bijna 10 jaar.

Krant vol goed nieuws

Gied Rietveld (73)

Voorwerp: Vliegende Hollander

"Duitschland capituleert" is in vette letters de kop van de Vliegende Hollander. Het is het laatste nummer van de krant, uitgegeven op 10 mei 1945. Het blad was een geallieerde propagandakrant, die van 1943 tot 1945 door de Britse en Amerikaanse luchtmacht in Nederland werd verspreid.

Binnen in het laatste nummer van de krant onder meer foto's van de Duitse capitulatie, foto's van een menigte in Londen die het eind van de oorlog viert en een verhaal over 'De bevrijding van gansch Nederland'.

"De krant is bewaard door mijn ouders. Die leven niet meer en toen heb ik de krant meegenomen. Zoiets gooi je niet weg. Maar omdat ik van '47 ben kan ik er weinig over vertellen", zegt Gied Rietveld.

Het papier van de krant is nog steeds stevig. "Ik heb er net nog in zitten lezen."

Gied Rietveld is geen verzamelaar, verzekert hij. Maar hij heeft naast de krant ook distributiebonnen met de daarbij behorende stamkaart. Ook het oorlogszakboekje van zijn stiefvader P. Gijsbers heeft hij bewaard. Gijsbers diende bij het 22e Regiment Infanterie. Hij was gelegerd in Leiden en kwam tijdens de meidagen van 1940 niet in actie.

Vragen over bombardement

Hans Dubbeld (67)

Voorwerp: brochure uit 1940

"Dit boekje zat tussen alle boeken die mijn vader had. Hij had ook de hele serie van Dr. Lou de Jong staan, maar daar had eigenlijk niemand in de familie belangstelling voor. Nu ik zelf gepensioneerd ben, lees ik veel meer over de oorlog."

'Waarom de stad Rotterdam niet overgegeven', is de titel van dit 12 pagina's tellende boekwerkje. Mr. A. de Jong liet het in november 1940 drukken. Mr. A de Jong (1869 – 1948) was antirevolutionair, 25 jaar wethouder en in 1940 lid van de Rotterdamse gemeenteraad. De Jong wilde een uitgebreid debat in de gemeenteraad over de vraag waarom burgemeester en wethouders de stad niet voor 14 mei 1940 overgegeven hadden aan de Duitsers. Dan zou het bombardement immers niet hebben plaatsgevonden.
Burgemeester Oud vond de vragen van De Jong te uitgebreid. Bovendien ging het over een zaak (het voeren van een oorlog) waarover hij geen vragen kon beantwoorden.
Mr. A. de Jong besloot om de vragen nog een keer te stellen, maar dan in de vorm van een brochure. Die bevat een aantal curieuze zinsneden. Adolf Hitler noemt hij een 'geniale man'. Het vertrek van koningin en kabinet naar Londen was volgens hem in strijd met de wet. "Die heeren zitten nu te stoken en werkelijk nog ministertje te spelen in Londen", zo schreef hij spottend. De Jong schreef ook dat, als de Duitsers in Nederland een boekverbranding zouden organiseren, hij wel wat 'boeken en geschriften uit mijn boekenkast' in de vlammen wilde werpen. Aan het slot van zijn betoog herhaalt hij zijn opvatting over de Duitse bezetter: 'de Rijkskanselier Hitler heeft alles eerlijk en nobel en oprecht bedoeld'.

Met potlood heeft iemand op de kaft geschreven: "Waaruit blijkt, dat Mr. A. de Jong gefusilleerd moet worden als wij weer vrij zijn!!!"

Hans Dubbeld wil het broze boekwerkje aan een museum 40-45 in Rotterdam schenken.  

Naschrift

Met dank aan alle mensen in Albrandswaard, Barendrecht en Ridderkerk die zo vriendelijk waren om het verhaal te vertellen achter hun dierbare voorwerp.
Behoefte om te reageren? Stuur dan een mail naar arco@baruitgeverij.nl.

Arco van der Lee

Advertenties uit de krant