De groentekar van Jan Kranendonk
De groentekar van Jan Kranendonk

Met groenten langs de deuren

Algemeen

Je hebt beroepen die uitsterven. Een groenteboer met paard en wagen was vroeger niet weg te denken uit het straatbeeld. Maar daar is weinig van over. Een gesprek met een groenteboer Henk de Koning die er tot zijn geluk vroegtijdig mee kon stoppen:

rubriek Stichting Oud Ridderkerk

Hoe kwam je in het vak?

“Ik ben geboren in 1943. Mijn vader begon na de Tweede Wereldoorlog een groentezaak aan de Straatweg tegenover Het Wapen van Rijsoord. En ik hielp van begin af aan mee. Na de christelijk lagere school aan de Straatweg ging ik naar het voorgezet gewoon lager onderwijs (VGLO) in Barendrecht. Daar zat ik bij de zoons van de aardappelboeren van Barenrecht in de klas. In die tijd waren er wel zeventig aardappelboeren. Die verkochten in Rotterdam en Barendrecht, ook in Ridderkerk. Mijn vader was voorzitter van de Ridderkerkse afdeling van Landelijke Christelijke Bond van Groentehandelaren. Van de landelijke organisatie was hij vice-voorzitter.”

Wanneer begon je voor jezelf?

“Op mijn 14de hielp ik al mijn vader in oud-Rijsoord, de Pruimendijk, de Lagendijk, de Waalweg enz. Eerst had hij een platte boerenkar, later een wagen met een echte opbouw en weer later in 1957, toen ik van school kwam, een VW-bus. In 1965 kreeg ik mijn eigen wijk. Mijn vader hield ook een wijk. 

In Rijsoord waren nog 3 groenteboeren: twee van Kranendonk en Jo Stok. Gesaneerd werd er niet. Ik zorgde het eerst in de aangebouwde Bloemenbuurt te zijn. Dat waren dan mijn klanten. Het was gewoon ieder voor zich. Ja, we beconcurreerden elkaar. Klanten afpakken was een gewone zaak. Maar echt scheve gezichte, nee, dat niet. Ik kon een goede boterham verdienen.”

Dat was hard werken. Was er een mogelijkheid voor vakantiedagen?

“Begin jaren zestig regelden we dat in Rijsoord onderling. Hoe we dat deden? Dat gebeurde gewoon onderweg als we aan het venten waren. Elk een week vakantie, meer niet.

Vóór die tijd bestond de vakantieperiode uit drie dagen. Met het gezin van fietsenmaker Lagendijk gingen we dan naar Sluis, in Zeeuws-Vlaanderen. Daar denk ik nogsteeds met veel plezier aan terug.”

Wat was de invloed van het grootwinkelbedrijf?

“Daar heb ik weinig last van gehad. Ja, wel een beetje van Van Pelt die op de tuinderij begon te verkopen. Maar ja, ik gaf service tot aan de deur.

In 1978 werd mijn vader 65 jaar. Hij stopte ermee. Ik had geen zin om de winkel erbij te nemen. Om nog wat te doen te hebben ging mijn vader door met de verkoop uit mijn pakhuis, een pand aan de Rijsoordsestraat. Ik ging verder met mijn wijk.”

Je bent voor je vijftigste gestopt. Waarom?

“Ja, toen ik 49 jaar werd ben ik ermee gestopt. Ik was het zat dat vroege opstaan. Om 5 uur beginnen, en pas ’s avonds laat een warme hap eten. Het was ook altijd tillen, slecht voor je rug. Enig idee hoeveel een mud aardappelen weegt? Nee? 70 kilo. Ook ’s winters kon het zwaar zijn met sneeuw en gladheid.”

Kon je verder? 

“Gelukkig vond ik bij Ben van der Waal, de bakker, een nieuwe baan: als chauffeur. Echt, ik wist niet wat me overkwam. Ik kon ziek zijn. Vroeger kon ik dat niet. Toen ik een keer mijn enkelbanden had gescheurd liep ik met krukken langs de deuren. Ik moest wel, anders gingen mijn klanten ‘lopen’. Ook had ik ineens 6 weken vakantie. Ik begon wel vroeg, ’s nachts om 4 uur, maar ik was wel ’s middags vrij.

Op mijn zestigste kon ik met pre-pensioen. Nooit een centje spijt van gehad.”

Dick de Winter

Informatie:
De Oudheidkamer is op woensdag t/m zaterdag geopend van 13.30 tot 16.30 uur. Adres: Kerksingel 26, 2981 EH Ridderkerk.
Entree: gratis.

Advertenties uit de krant