De buitendijks gelegen huizen, die bekend stonden als de Tien Plagen
De buitendijks gelegen huizen, die bekend stonden als de Tien Plagen

Oorlogsherinneringen van Jaap Visser (deel 2)

Algemeen

Mijn vader was een geitenfokker, derhalve had hij een geit in de schuur. De honger dreef mijn vader tot het besluit de geit te slachten, wat door de Duitsers streng verboden was. Clandestien werd door een slager, achter op ons kleine erfje (wurfie), onze liefste geit geslacht. We noemden haar Jopie. Alle waren getuigen dat de slager met de voornamer half raak sloeg en de geit erbarmelijk begon te huilen. Achter de ruiten huilden alle familieleden mee. Ik scheen toen gezegd te hebben: “Jopie, wij vreten je niet op hoor”. Maar toen uiteindelijk het eerste gebraad op tafel kwam, was de honger sterker dan het gevoel.

rubriek Stichting Oud Ridderkerk

Mijn vader had een dekbok van de geitenbokvereniging in een schuurtje staan, tussen de Nassaustraat en de onderdijk. Hier hield de Nassaustraat op. De lege straat liep tussen de weilanden door naar de Kievitsweg. Op een zondagmorgen zouden we naar de kerk gaan. In het slop zagen we mevrouw Boele met twee tochtige geiten aankomen. Ze vroeg beleefd aan mijn vader of hij mee wilde om deze dieren door de bok te laten dekken. Onze Pa bleef rustig en zei: “Mevrouw Boele, op zondag hebben we vrij, en de bok ook. Kom morgen maar terug.” Bepaald niet vrolijk ging ze weer naar huis. We waren trots op onze pa, die zoiets durfde te zeggen.
Op een ochtend zag mijn vader, dat er mensen in de schuur op het stro hadden gelegen. Je moest daartoe wel lef hebben, de lucht in de schuur was niet te harden. De andere dag ging mijn vader heel vroeg naar de schuur om de daders te betrappen. Een plas bloed voor de schuur was de stille getuige wat hier door hongerende mensen gedaan was.

V1 bom
Ik herinner me nog een V1 bom, die over ons dorp vloog met een defecte ontsteking. Het ding ontbrandde en stopte er weer mee. Als we dachten, nou stort de bom neer, ging het ding hortend en stotend de polder in. Voor mij was het geen angstig moment, maar de reacties van de mensen die bij elkaar stonden, waren van grote bezorgdheid en dankbaarheid dat het projectiel ons dorp voorbij was.

Barakkenkamp
In de polder stond een houten barakkenkamp van de Duitsers. Op een dag ging het als een lopend vuur door Slikkerveer dat de Duitsers verdwenen waren. Massaal gingen mensen, via de Tien plagen (wat een naam!), over de sloot de polder in, rechtstreeks naar het kamp. Hout was brandstof en die was er niet. Het kamp werd niet vakkundig gesloopt maar wel snel. Ik zie mijn vader met m’n oudere broers het slop tussen onze huizen inkomen. Een joekel van een gladde paal meesjouwend. De paal werd op een zaagstoel gelegd, en om beurten werd er een stuk vanaf gezaagd. Daarna werd alle zaagsel opgeveegd en in de kachel gegooid. Aan mijn ouders was te merken dat het gevaarlijk was wat ze gedaan hadden.
Mijn vader verbouwde tabak en oogstte de bladeren. De bladeren werden aan een touw geregen en op de zolder gehangen om te drogen. Vijf mensen sliepen boven waarvan één astma had (ik dus). Als de bladeren gedroogd waren, sneed mijn vader dit zo fijn mogelijk om er een shagje van te draaien. Deze handel was goed om te ruilen voor belangrijke dingen, zoals slaolie en boter. Het werd alleen in het donker verhandeld.

 Jaap Visser

Advertenties uit de krant