In het geheim werd Trouw verspreid
In het geheim werd Trouw verspreid Foto:

Mijn herinneringen aan kamp Vught in 1944

Ik ben Sara Cornelia Tholenaars – Blaak, geboren op 29 november 1928 in Rijsoord, alweer negentig jaar geleden. Ik was het jongste meisje uit ons gezin aan de Mauritsweg. Ik had zeven broers en twee zussen. Voor de oorlog hadden mijn moeder en haar zus daar (in hetzelfde huis aan de Mauritsweg) een schoenenwinkel. Vader werkte bij Smit Slikkerveer. We gingen te kerk in de Gereformeerde Kerk in Rijsoord. Onze familie was erg muzikaal, we hadden een orgel en een piano thuis, mijn vader gaf orgelles en de jongens mochten klarinet en piano spelen, de meisjes mochten alleen op de zang. Ik kon heel hoog zingen, ik was een echte sopraan. Op zondagavond werd er gezongen, psalmen en liederen uit de bundel van Johannes de Heer. Toen de tweede wereldoorlog kwam, deden mijn broers mee in het verzet, in het geheim brachten ze illegale blaadjes en de Trouw rond, een soort voorloper van dagblad Trouw.

Soms was er een vergadering bij ons thuis. Als de buren veel fietsen voor ons huis zagen, zeiden we: "ja we hebben een verjaardag!". "Wij wisten geen namen van de mensen die in het verzet zaten, dat was veiliger. We konden dan niemand per ongeluk verraden. Helaas werd één broer verraden! Een illegaal blaadje werd gevonden in een huis waar Duitsers ingekwartierd waren. Op vrijdagmiddag kwam er een overvalwagen van de Gestapo. Wie thuis was moest mee. We werden met z'n vijven opgepakt, mijn moeder, vader, twee broers en ikzelf. De broer, die verraden was, was niet thuis en werd daardoor niet opgepakt. Hij vond dat later heel erg, dat zijn familie voor hem vastgezeten had.

Ik was een meisje van 15 jaar, toen we met z'n allen opgepakt werden. Wij werden naar kamp Vught in Brabant gebracht. Mijn moeder en ik kwamen bij andere vrouwen terecht en vader met mijn twee broers gingen naar een mannenbarak. Ik heb zes weken bij Corrie en Betsy ten Boom gezeten, in de zogenaamde strafgevangenis. Corrie ten Boom hield 's avonds de avondsluiting, er werd iets uit de Bijbel gelezen en gebeden. Ik had een soort ketelpak aan, met knoopjes aan de achterkant. De mannen kregen een gestreept pak. Ik kreeg ook, zoals iedereen die daar was, een nummer op mijn ketelpak; 013-13.

Op het kampterrein was een soort onderafdeling van Philips, daar moesten de vrouwen werken aan gloeilampen. Ik was te jong om dat werk te doen. Ik moest de hele dag meelopen met een Duitse Aufseherin, Katja, en natuurlijk moest ik ook helpen. Katja stond op haar strepen, maar was best goed voor me. Katja moest met een kruiwagen, eten naar de barakken brengen. Met haar ben ik in donkere cellen geweest. Daar zaten de jongens opgesloten, die doodgeschoten zouden worden. We hoorden hen heel vaak psalmen zingen. Die jongens gingen blijmoedig!

Ik heb in die tijd veel berichten overgebracht van de ene cel naar de andere. Hoe ik het voor elkaar heb gekregen, weet ik nog niet. Je werd daar zo handig in. Ook in het stelen van voedsel. Als we het later nog maar af kunnen leren, zeiden we wel eens tegen elkaar. Ook moest ik Katja helpen de joden op de trein te zetten naar een concentratiekamp in Duitsland. Als ze nu bij de dodenherdenking een trein laten zien, die naar Duitsland vertrekt, hoor ik nog de grendel, die dicht geschoven werd. Dan krijg ik weer koude rillingen! Op 14 september 1944, 'Dolle Dinsdag', werden mijn moeder en ik vrijgelaten. Mijn moeder had een briefje van 25 gulden in de voering van haar Portemonnee gedaan en weer dicht geplakt. Met dat geld konden we de trein naar huis nemen. We waren drie maanden in Vught geweest. Mijn vader en broers kwamen in december 1944 naar huis. Zij hebben ook nog in Zwolle en Amersfoort vast gezeten. Over wat hen is overkomen, werd thuis nooit meer gepraat, Dat wilde vader niet, we moesten door. Wat laten deze ervaringen toch veel herinneringen achter.

Informatie: Bovenstaand verhaal werd ons toegezonden door Gert van ’t Zelfde, de man achter www.rezoord.nl