Een klas in 1944 van de christelijke school van Rijsoord
Een klas in 1944 van de christelijke school van Rijsoord Foto:

Klasgenoten in oorlogstijd

Als je nadenkt over het verleden komen de alleroudsten van ons al snel bij de oorlog uit en hun schooltijd in deze periode. Je wist ook als kind zeker af van Duitsers en van NSB’ers. Dat waren immers onze vijanden.

Bij mij in de klas zaten twee jongens uit een NSB-gezin. Daar moest je niets van hebben. Dat werd nog bevorderd door de grootste van die twee: Hans. Of hij echt zo stoer was weet ik niet. Maar dat hij zo deed, dat wel. Hij was lid van de Jeugdstorm, een Nederlands duplicaat van wat in Duitsland de Hitlerjugend heette. Kwam in uniform naar school, met een dolkmes aan zijn riem. Ik denk niet dat iemand hem pestte of lastig viel. Dat durfden we niet. Het was nog de tijd dat je allemaal twee aan twee in banken zat. Dat er twee jongens in een bank zaten was normaal, maar naast Hans wilde niemand zitten. Dat was ook voor onze meester een probleem. Die kon het zich niet veroorloven om mee te werken aan het isoleren van Hans. Dus had hij wat verzonnen. Elke maandagochtend moesten de linker jongens van elk duo een bank opschuiven. Dus elke week kreeg je een andere buurman. Eerlijk gezegd heb ik pas later begrepen wat van dat opschuiven de ware bedoeling was.

Door al dat geschuif kwam ik terecht bij Adrie, de andere NSB-jongen in de klas. Een heel ander type. Niet bepaald het krachttype zoals Hans. Een kleine, stille jongen. Wat ik nog weet is dat hij altijd om een of andere reden watjes in zijn oren had. Het was niet moeilijk om niets te zeggen tegen hem, want hij zei zelf niets. Toch hebben we eens contact met elkaar gehad. Nu begrijp ik dat hij heel goed snapte dat hij werd buitengesloten. Op een dag had hij een boek meegebracht. Slappe kaft herinner ik me, vol foto’s. Hij schoof het me toe en ik was best wel nieuwsgierig. Het was een boekje over de kinderuitzending van Nederlandse kinderen naar de Ostmark. Oostenrijk zouden we nu zeggen. Later heb ik erover gelezen. Het was een van de pogingen om in die eerste bezettingsjaren in een goed blaadje te komen bij de Nederlanders. Had niets met de NSB te maken las je overal en iedereen was welkom. Maar de meeste Nederlanders trapten daar niet in. Op het station zijn de deelnemers uitgezwaaid door Seyss-Inquart, de Duitse Rijkscommissaris, zelf. Een naam die door de Nederlanders werd verbasterd tot Zes en een Kwart. Uit het boekje van Adrie heb ik een foto onthouden: er stond een jongen op een berg en onder hem was een wolk die de berg raakte. Ik als kind vroeg me af wat er zou gebeuren als je er op wilde staan.

Adrie bleef in de klas tot september 1944. Toen op een dinsdag moesten we allemaal zo snel als mogelijk naar huis: de bevrijders waren onderweg en misschien zelfs al in Dordt. Onderweg naar huis heb ik Duitsers bezig gezien met in stelling brengen van geschut. Niet de gewone soldaten, maar die met een doodshoofd op hun pet. Ook zij waren in de roes van die Dolle Dinsdag. De bevrijders kwamen niet, maar ik heb Hans en Adrie nooit meer teruggezien. Gevlucht? Dat blijft een vraag. Maar nu denk ik soms aan dat ogenschijnlijk ziekelijke jongetje in een klas die hem uitsloot. Ik zou graag van hem horen hoe je schooltijd door de keus van je ouders in een hel kan veranderen.

Jan Sintemaartensdijk