Buiten de wet gerekend

RIDDERKERK - De Ridderkerkse werkgroep Lucht & Geluid probeert met eigen berekeningen de plaatsing van windmolens op bedrijfsterrein Nieuw Reijerwaard tegen te gaan. Ze hadden hiermee geen succes in de officiële beroepsprocedure. Ook van het gemeentebestuur kregen ze vorige week nul op rekest. "Voor wat de werkgroep wil moeten ze in Den Haag zijn" wijst wethouder Marten Japenga op de huidige wetgeving.
De werkgroep claimt dat door de bouw van (voorlopig twee) grote windmolens een groot deel van Ridderkerk extra geluid zal ondervinden. Volgens de werkgroep komt dit bij de aanhoudende herrie van de rijkswegen. Met een geluidsbelasting boven de 55 dB moeten volgens Lucht & Geluid extra lawaaibronnen geweerd worden.
Daar is met de plannen voor de windturbines niet mee gerekend. Berekend is dat de draaiende windmolens buiten voor sloop bestemde woningen alleen voor twee woningen aan de Hoogzandweg overlast geven van meer dan 2dB. Op andere locaties zou het onder deze voor het menselijk oor nog hoorbare grens blijven.
De werkgroep Lucht & Geluid vindt dat er een optelsom gemaakt moet worden van het maximale geluid van de rijkswegen en de windmolens. Hun zogenoemde cumulatieve berekening laat een nog slechter plaatje zien Ridderkerkse locaties, die nu al het stempel hebben van matig tot slecht.
De provinciale hoorcommissie is niet meegegaan in dit bezwaar tegen de windmolens. Er is geen wettelijke norm voor door Lucht & Geluid gepresenteerde berekeningen. De werkgroep heeft dit 'hiaat' inmiddels onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie. "De stapeling van verkeerslawaai en windturbinelawaai is de juiste benadering en werkwijze om cumulatieve geluidsmeetwaarden te beoordelen" onderstreepte werkgroepslid Frans de Winter voor een Ridderkerkse raadscommissie.
De kritiek op de officiële berekeningen wordt gedeeld door de fractie van PvdA en Burger op 1, die willen dat de gemeente alle middelen aangrijpt om de geplande windmolens tegen te houden. "De molens zijn opgenomen in het inpassingsplan dat onherroepelijk is" wijst het college op de uitspraak hierover van de Raad van State